Ik zal een fabel opnieuw vertellen. Ik
volg de tradities. Er
waren eens drie vrienden: Krekel, Kikker en
Muskiet. Zij gingen overal samen naar toe;
zij deden alles samen.
Op een dag zei Kikker: "Als het water in
de rivier terugkeert, zal men misschien een
karper vangen. Laat ons een visnet oppikken
en opzoek gaan". Muskiet zei: "Ja, laten we
gaan! Ik ben er zeker van dat er veel zijn".
Krekel zei: "Kom, laten we gaan, we zullen
krijgen en niet ontberen".
Zij gingen samen verder. Zij zeiden dat
iemand niet voor de ander zou moeten gaan,
omdat anders (letterlijk staat er: het is
aldus dat) al hun vriendschap beschadigd zal
worden. Zij bereikten de oever van het
water. Kikker zei: "Oké, Krekel. Het is
waar, we zijn gekomen om te vissen, maar
mijn gezichtvermogen moet voor ons waken en
kijken tot het water diep is; daarna tot er
karpers zijn. Zolang zij er niet zijn, tot
dan laten ergens anders naar toe gaan. Tot
het water diep is, tot dan laat ons daar
naar toe gaan".
Vragen:
a) Wat zijn
de namen van de drie vrienden?
b) Wat gaan
ze met het visnet doen? |