Index van de grammatica onderwerpen |
Per onderwerp wordt verwezen naar de les en paragraaf waarin dit onderwerp wordt behandeld.
De huidige index omvat de stof behandeld in de lessen 1 tot en met
11.
|
|
A
|
Terug |
- aanvoegende wijs; 10.D.1
- aanwijzend achtervoegsel "din"; 7.D.2
- aanwijzend voornaamwoord, zelfstandig en niet-zelfstandig; 7.D.1
-
"abada" en "koyne";
8.D.6
-
achtervoegsels,
- "ko" toevoegen aan werkwoorden 11.D.5
- "koy", "kom", en "koni" aan zelfstandige
naamwoorden; 11.D.4
- "yan",
- bijvoeglijk naamwoord (gerundium); 7.D.5
- onbepaald meervoud (zelfstandige
naamwoorden); 12.D.2
-
appositie; variatie in "ay" en "ni"; 11.D.3
|
B
|
Terug |
- ba", voegwoordvoorzetsel;
8.D.5
- beklemtonende
voornaamwoorden; 8.D.7
- betrekkelijk voornaamwoord in combinaties; 7.D.4
- bezittelijk voornaamwoord:
- algemeen; 4.D.1
-
zinsbouw; 4.D.4
- bijstelling, variatie in "ay" en "ni";
11.D.3
-
bijvoeglijk naamwoord
-
algemeen;
5.D.2
- werkwoord met achtervoegsel "yan";
7.D.5
- bijwoord, het gebruik van het woord "mo"; 5.D.5
|
C
|
Terug |
- combinatie "han kan ga"; 7.D.6
- combinatie van werkwoorden met voorzetsels; 6.D.1
-
complexe zinnen, variatie in "ay" en "ni";
11.D.3
|
D
|
Terug |
- "din", aanwijzend achtervoegsel; 7.D.2
- directe reden 9.D.4
|
E
|
Terug |
- ey, als lijdend voorwerp; 3.D.4
|
F
|
Terug |
- familie, naaste relaties; 7.D.7
|
G
|
Terug |
- "ga ti", het gebruik van "ga ti" 9.D.2
- gebiedende wijs; 11.D.2
- gebruik van:
-
enkele werkwoorden in combinatie met
voorzetsels; 6.D.1
- "ga ti"; 9.D.2
- "hala"; 12.D.3
- "hay fo"; 9.D.3
- "hay kulu"; 9.D.3
- "ja" en "nee"; 8.D.4
- "kala"; 12.D.3
- "kulu"; 12.D.4
- "mo"; 5.D.5
- onpersoonlijke werkwoorden; 10.D.1
- "ya ... no" (zijn); 6.D.5
- geld
- tot 100 frank; 8.D.8
- boven de 100 frank; 12.D.1
- gerundium (zelfstandige werkwoordvorm); 7.D.5
-
getallen,
-
1-10; 3.D.1
-
10-20; 6.D.4
- 10-1000; 12.D.1
- geld tot 100 frank; 8.D.8
- geld meer dan 100 frank; 12.D.1
- "gonda", werkwoord "hebben"; 11.D.1
|
H
|
Terug |
- "hala",
- de aanvoegende wijs; 10.D.1
- gebruik van "hala" en "kala"; 12.D.3
- "han kan ga", 7.D.6
- "hay fo", het gebruik van "hay kulu" en "hay
fo"; 9.D.3
- "hay kulu", het gebruik van "hay
kulu" en "hay fo"; 9.D.3
- "hebben"; het werkwoord, een overzicht;
11.D.1
- hoofdtelwoorden;
- 1-10; 3.D.1
-
10-20; 6.D.4
- 10-1000; 12.D.1
|
I
|
Terug |
- idiomatische tips
- werkwoord "ba"; 11.C
- werkwoord "cindi"; 11.C
- werkwoord "gay"; 11.C
- idiomatisch uitdrukkingen
- indirecte reden; 9.D.4
|
J
|
Terug |
- ja, gebruik van "ja" en
"nee"; 8.D.4
|
|
K
|
Terug |
- "kala"; gebruik van "hala" en "kala"; 12.D.3
- "kan"
-
"kan" en "nda" voor "wanneer"; 7.D.8
- vormen en gebruik van "kan" en "nda";
12.C
-
"ko"; vormen van zelfstandige naamwoorden door
het toevoegen aan werkwoorden; 11.D.5
- "kom",
vormen van zelfstandige naamwoorden met de
achtervoegsels; 11.D.4
- "koni", vormen van
zelfstandige naamwoorden met de achtervoegsels;
11.D.4
- "koy", vormen van zelfstandige
naamwoorden met de achtervoegsels; 11.D.4
- "koyne" en "abada"; 8.D.6
-
"kulu", gebruik van "kulu"; 12.D.4
|
L
|
Terug |
-
lidwoord:
-
bepaald enkelvoud; 1.D.2
-
bepaald meervoud; 1.D.3
-
onbepaald enkelvoud; 1.D.4
- onbepaald meervoud, met de achtervoegsels "yan";
12.D.2
- lijdende vorm; 6.D.3
-
lijdend voorwerp:
- het woord 'ey'; 3.D.4
-
inleiding; 2.C.1
-
uitzondering zinsbouw; 2.C.3
-
verleden tijd; 2.C.2
|
M
|
Terug |
- mannelijke en vrouwelijke naamwoorden; 5.D.1
- medewerkend voorwerp, inleiding; 6.D.2
- mo, bijwoordelijk en gebruik en voegwoord; 5.D.5
-
modus, zie wijs
|
N
|
Terug |
- "nda"
-
"nda"
en "kan" voor "wanneer"; 7.D.8
- vormen en gebruik van "kan" en "nda";
12.C
- nee, gebruik van "ja" en
"nee"; 8.D.4
- niet-zelfstandig aanwijzend voornaamwoord; 7.D.1
|
O
|
Terug |
-
onbepaald voornaamwoord:
-
inleiding; 3.D.3
- "men";
6.D.3
- ontkennende vorm:
- tegenwoordige en toekomende
tijd; 8.D.2
- verleden tijd; 8.D.1
- werkwoord "zijn"; 8.D.3
-
onregelmatige werkwoorden:
-
lijdend voorwerp; 2.C.3
-
medewerkend voorwerp; 6.D.2
- onvoltooide vorm van het werkwoord (tegenwoordige tijd); 5.D.3
|
P
|
Terug |
-
partikel
- "ga"; 3.D.2
- "ka"; 9.D.1
- "ma"; 10.D.1 (aanvoegende wijs),
11.D.2 (gebiedende
wijs)
- "mana"; 8.D.1
- "manti"; 8.D.3
-
"na"; 2.C.2
- "si"; 8.D.2, 8.D.3
- passieve vorm; 6.D.3
- persoonlijk voornaamwoord
-
introductie; 1.D.1
- variatie in "ay" en "ni"; 11.D.3
|
R
|
Terug |
|
S
|
Terug |
- samengestelde zelfstandige naamwoorden die afkomst laten zien; 5.D.4
- samenvoeging van het zelfstandige naamwoord en het aanwijzende "wo"; 7.D.3
-
"sinda", werkwoord "hebben" 11.D.1
|
T
|
Terug |
- tegenwoordige tijd,
- ontkennende vorm; 8.D.2
-
onvoltooide vorm werkwoord; 5.D.3
-
tellen,
-
1-10; 3.D.1
-
10-20; 6.D.4
- 10-1000; 12.D.1
- geld tot 100 frank; 8.D.8
- geld meer dan 100 frank; 12.D.1
- telwoord; 5.D.2
- toekomende tijd:
- inleiding; 3.D.2
- ontkennende vorm; 8.D.2
- voorwaardelijke zin; 10.D.2
|
U
|
Terug |
- uitdrukken van verlangen; 10.D.1
|
V
|
Terug |
-
verleden tijd,
-
inleiding; 1.D.5
-
met lijdend voorwerp; 2.C.2
- ontkennende vorm; 8.D.1
- voorwaardelijke zin; 10.D.2
- voegwoord,
- "kan" en "nda" voor "wanneer"; 7.D.8
- "mo"; 5.D.5
- "nda"; 2.C.5
- voegwoordvoorzetsel “ba”;
8.D.5
-
voornaamwoord,
-
aanwijzend; 7.D.1
- beklemtonende vorm; 8.D.7
-
betrekkelijk voornaamwoord, in combinaties;
7.D.4
-
bezittelijk
voornaamwoord (algemeen); 4.D.1
-
onbepaald
voornaamwoord, inleiding; 3.D.3
-
onbepaald voornaamwoord, "men"; 6.D.3
-
persoonlijk voornaamwoord; 1.D.1
(algemeen), 11.D.3 (variatie in "ay" en "ni")
- voorwaardelijke zin, de werkwoordsvorm;
10.D.2
-
voorzetsels,
-
algemeen; 4.D.2
-
bij werkwoorden "komen" en "zijn"; 2.C.4
-
in combinatie met werkwoorden; 6.D.1
- voegwoordvoorzetsel “ba”;
8.D.5
- vragen,
- formuleren
van eenvoudige vragen; 1.D.6
- vragen iets wel of niet te doen; 10.D.1
- vragend voornaamwoord; 9.D.1
- vragende vorm; 9.D.1
- vrouwelijke en mannelijke naamwoorden; 5.D.1
|
W
|
Terug |
- waarschuwen voor iets; 10.D.1
- "wanneer", de voegwoorden "kan" en "nda"; 7.D.8
-
werkwoorden:
- "ba", handige idiomatische tips; 11.C
- bevelen; 10.D.1
- "cindi", handige idiomatische tips; 11.C
- "gay", handige idiomatische tips; 11.C
- "hebben", een overzicht; 11.D.1
-
in combinatie met voorzetsels; 6.D.1
-
komen en zijn; 2.C.4
- onkennende vorm
- tegenwoordige en toekomende
tijd; 8.D.2
- verleden tijd; 8.D.1
-
"zijn"; 8.D.3
- onpersoonlijke werkwoorden; 10.D.1
-
tegenwoordige tijd; 5.D.3
-
toekomstige tijd; 3.D.2
-
toestemmen; 10.D.1
- verbieden;
10.D.1
-
verleden tijd; 1.D.5
- vormen in de voorwaardelijke zin; 10.D.2
- vragen; 10.D.1 (aanvoegende wijs); 11.D.2
(gebiedende wijs)
-
"zijn",
-
heden en verleden (zie ook: zijn); 4.D.3
- "ya ... no"-vorm; 6.D.5
- werkwoordvorm, gerundium; 7.D.5
- "wo", samenvoeging met het zelfstandige naamwoord; 7.D.3
- wijs (modus);
- aanvoegende wijs; 10.D.1
- gebiedende wijs; 11.D.2
|
|
Y
|
Terug |
- "ya ... no", vorm van het werkwoord "zijn"; 6.D.5
-
"yan", bijvoeglijk naamwoord (gerundium); 7.D.5
|
Z
|
Terug |
- "zama", de aanvoegende wijs; 10.D.1
- zelfstandig aanwijzend voornaamwoord; 7.D.1
-
zelfstandig naamwoord:
-
bepaald enkelvoud; 1.D.2
-
bepaald meervoud; 1.D.3
-
gerundium; 7.D.5
-
mannelijk en vrouwelijk; 5.D.1
-
onbepaald enkelvoud; 1.D.2
- onbepaald meervoud met de achtervoegsels "yan";
12.D.2
-
samengestelde vorm die afkomst laten zien; 5.D.4
- samenvoeging met het aanwijzende "wo"; 7.D.3
- vormen door het toevoegen van een
achtervoegsel aan
- werkwoorden, "ko" ; 11.D.5
- zelfstandige naamwoorden, "koy", "kom", en "koni";
11.D.4
- zijn, werkwoord,
- "ga ti"; 9.D.2
- ontkennende vorm; 8.D.3
-
verleden en heden; 4.D.3
-
"ya ... no"-vorm; 6.D.5
-
zinsbouw; 4.D.4
-
zinsbouw,
-
bezittelijk voornaamwoord; 4.D.4
-
herhaling 1; 2.C.6
-
lijdend voorwerp; 2.C.1-2.C.3, 3.D.5
-
medewerkend voorwerp; 6.D.2
- vormen met de achtervoegsels "koy", "kom",
en "koni"; 11.D.4
- vragende vorm; 9.D.1
-
vragende zin; 1.D.6
-
werkwoord "zijn"; 4.D.4
|
|

|
Laatst herzien:
donderdag 09 maart 2006
|
|