Les 5
Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Oefening 4



Oefening 1 Vertaal het verhaal naar het Nederlands.
Djerma Nederlands
Boro dunguriyo fo go no ga dira fonda ra. Een klein iemand wandelde over de weg.
Goudel boro no. Het was iemand uit Goudel.
A go koy habu bene. Hij ging naar de bovenmarkt.
A kaa habo ra. Hij kwam op de markt.
Habo ra hab'izey go no. Op de markt waren handelaren.
Goudel bora ne: Ay ga day goroŋo fo. De persoon uit Goudel zei: ik zal een kip kopen.
(Bora ne nga ga goroŋo fo day.) De persoon zei dat hij(zelf) een kip zou kopen.
A di hab'ize fo. Hij zag een handelaar.
Hab'izo gonda goroŋo taci. De handelaar had vier kippen.
Afo i ra (= Één van hen) goroŋgari no. Één van hen was een haan.
A ga beri no. Hij was groot.
Goudel bora n'a day. De persoon uit Goudel kocht hem.
A kond' a fu. Hij nam hem mee naar huis.
A ne hunkuna nga gonda nga hab'ize. Hij zij: vandaag heb ik mijn marktwaar.
A ne: Araŋ di ay goroŋgaro, wala? Hij zei: Zien jullie mijn haan?
A ga beri. Hij is groot.

1 In de antwoorden is de mannelijk vorm gebruikt voor "a" and "nga", antwoorden met zij/het zijn in sommige gevallen ook goed.

2 Het verhaal is voornamelijk vertaald naar de verleden tijd. Het Djerma heeft echter niet hetzelfde idee van tijd. Sommige zinnen zouden daarom in een andere context vertaald kunnen worden naar de tegenwoordige tijd.

Terug



Oefening 2 Vertaal naar Nederlands
Djerma Nederlands
Musu beri ga futu. Een leeuw is gevaarlijk.
Fonda ga tafey. De weg is breed.
Fu fo ga kankam. Één huis is smal.
Iri gonda fu kankamanta. Wij hadden het smalle huis.
Fu kankamanta no. Het is het smalle huis.
A ga furo fu kankamanta ra. Hij zal het smalle huis binnen gaan.
Bari kayna ga futu. Het kleine paard is gemeen.
Iri maa musu beri hinka jindey. We hoorden het gebrul (stem) van twee leeuwen.
Ni ga konda hay fo Monsieur do. Jij zal iets naar mijnheer brengen.
Jij brengt iets naar mijnheer.
Ni ga kande yo hinka. Jij zal twee dromedarissen brengen.
Jij brengt twee dromedarissen.
Suba ay ga yo fo day. Morgen zal ik een dromedaris kopen.
Morgen koop ik een dromedaris.
Yo ga ku no; a ga beri mo. Het is een dromedaris die lang en groot is.
Boro ga bari kaaru, da farkay, da yo, da haw. Iemand berijdt een paard, een ezel, een dromedaris en een koe.
A ban, wala? Het is klaar (af)?
Haŋ'a. Nee.
Bero go no mo. De oudere broer (zus) is er ook.
A na hari kayna ceci. Hij zocht naar een klein ding.
A dira fondo kuko boŋ. Hij liep op een lange weg.
Niger laabo ga tafey. Niger is groot (wijds).
Goroŋo kayniyo, goroŋ'ize no. Een kleine kip, het is een kuiken.
Fu meyo (= the door) ga hay. De deur is breed/open.
A furo me hayyanta ra. Hij kwam binnen door de brede opening.
Alboro kuku fo kande hay fo. Een (bepaalde) lange man bracht iets.
Iri maa goroŋgari jinde mo. Ook wij hoorden het hanengekraai..
I go no ga hen. Zij huilen. / Zij zijn aan het huilen
(In de context van de vorige zin: Zij kraaiden. Zij waren aan het kraaien.)

* In de antwoorden is de mannelijk vorm gebruikt voor "a" and "nga", antwoorden met zij/het zijn in sommige gevallen ook goed.

Terug



Oefening 3 Vertaal het verhaal in het Djerma
Nederlands Djerma
Ik ga morgen naar jouw land. Ay ga koy ni laabu suba.
Overmorgen vertrek je. Subasi ni ga dira.
Hij heeft twee ezels thuis. A gonda farkay hinka fu do.
De dorps markt is groot. Kwaara habo ga beri.
Zij verlieten de grote mark. I fatta habu bero ra.
Zijn auto (= mota) raakte een kleine hond en hij doodde hem. A mota na hansi kayniyo kar, a n' a wi mo.
Het is een smalle weg. Fondo kankamante no.
Het huis is hoog en breed. Fuwo ga ku; a ga tafey mo.
De valse (slechte) kat klom op de tafel, hij at mijn kleine vogel. Musu futo kaaru tablo boŋ; a n' ay cira ŋwa.
In het begin van de middag gaat men (iemand) zijn huis binnen en legt zich te ruste. Alula boro ga furo fuwo ra; a ga kani mo.
Een lage man bereed een klein paard. Alboro kuku na bari kayniyo kaaru.
Eergisteren zochten zij de weg naar huis en zij zagen hem. Bi fo i na fu fonda ceci; i di a mo.
Iemand in ons dorp (ons dorp iemand) heeft een hengst, twee merries, een ram, acht ooien en drie koeien. Iri kwaara boro fo gonda bari gu fo da bari tafa hinka da feji garu fo da feji way ahaku da haw hinza.

* In de antwoorden is de mannelijk vorm gebruikt voor "a" and "nga", antwoorden met zij/het zijn in sommige gevallen ook goed.

Terug



Oefening 4a Vertaal naar het Djerma:
'De kleine man ..' (duurvorm onvoltooid tegenwoordige tijd)
Nederlands Djerma
De kleine man gaat zitten. Alboro kayna go no ga goro.
De kleine man loopt de weg af. Alboro kayna go no ga fonda dira.
De kleine man is werk aan het doen. Alboro kayna go no ga goy te.
De kleine man komt het huis uit. Alboro kayna go no ga fatta fuwo ra.
De kleine man zoekt de weg naar huis. Alboro kayna go no ga fu fonda ceci.
De kleine man berijdt een ezel. Alboro kayna go no ga farak kaaru.
De kleine man brengt iets; het is een hen. Alboro kayna go no ga kande hay fo; goroŋo way no.
De kleine man neemt een groot schaap mee naar zijn vrouw. Alboro kayna go no ga konda feji beri nga wando do.
Oefening 4b Vertaal naar het Djerma:
'Elke dag ... ik ....' (onvoltooid tegenwoordige tijd, gewoon)
Nederlands Djerma
Elke dag eet ik voedsel. Han kulu ay ga ŋwari ŋwa.
Elke dag doe ik werk bij mij thuis. Han kulu ay ga goy te ay fuwo do.
Elke dag drink ik water. Han kulu ay ga hari haŋ.
Elke dag zie ik iets. Han kulu ay ga di hay fo.
Elke dag hoor ik kinderstemmen. Han kulu ay ga maa zanka jindey.
Elke dag houd ik van jullie. Han kulu ay ga ba araŋ.

Terug



Laatst herzien:  zondag 11 maart 2012